LeefomgevingZeepaardjes vindt men gewoonlijk op met zeewier bedekte zeebodems van warm, ondiep water. Veel soorten houden zich op in slikkerige of zanderige gebieden, sommige leven daarentegen liever tussen koralen, sponzen en takken van mangroven. In ieder geval treft men ze aan in de buurt van waterstromingen, omdat ze daar zeker zijn van voldoende plankton dat hun hoofdvoedsel vormt. Om niet door de stroming meegesleurd te worden, slingeren ze hun staart om de stengels van planten. Speciaal voor dit doel is hun staart aangepast om te grijpen.
VoortplantingHet mannetje heeft de verantwoording voor het broedsel. Tijdens de hofmakerij pronken ze enige dagen met steeds wisselende kleur en maken ze klikkende geluiden door met hun kop te knikken.
Tot slot perst het wijfje haar eieren in de broedbuidel aan de buikzijde van het mannetje. Na bevruchting ontwikkelen zich hierin de eieren. Het mannetje produceert een speciale voedingsvloeistof voor de embryo's. Na de broedtijd verlaten de jongen zwemmend de buidel. Voedsel en voedingsgewoonteZeepaardjes zijn voortdurend aan het eten. Zij voeden zich met plankton en andere kleine zeedieren zoals visjes. Zeepaardjes kunnen hun ogen onafhankelijk van elkaar bewegen, zodat ze voorbijzwemmende prooidiertjes kunnen beloeren zonder zich door een beweging te hoeven verraden. Zodra een prooi binnen hun bereik komt, happen ze bliksemsnel toe of zuigen ze hen van een afstand van soms drie centimeter op. Het zeepaardje misleidt zijn vijanden met behulp van zijn lange huiduitsteeksels en de
|
mogelijkheid van kleur te veranderen, zodat hij nauwelijks opvalt tussen de waterplanten in zijn leefomgeving.
Het zeepaardje en de mens Zeepaardjes werden lang voor een fabeldier en een curiositeit uit de zeefauna gehouden. Toen er door wetenschappelijk onderzoek meer bekend werd over het fascinerende leven van dit diertje, werd het al snel een fel begeerde aquariumvis.
Het is echter heel moeilijk om het dier buiten zijn natuurlijke leefgebied, in een aquarium in leven te houden.
Korte feitjes · Afgezien van zeekrabben heeft het zeepaardje maar weinig vijanden; hij is te graterig en te slecht verteerbaar.
· Aangezien het mannetje belast is met het uitbroeden van de jongen, kan het wijfje direct weer beginnen met het produceren van nieuwe eieren.
· Het omgekeerde rollenpatroon leidt ertoe dat bij deze dieren de wijfjes met elkaar wedijveren om de gunst van de mannetjes.
|