LeefwijzeIJsberen zijn overal in het Noordpoolgebied te vinden, en ze brengen de meeste tijd door aan de zuidelijke rand van het arctische pakijs. Ze schijnen de voorkeur te geven aan gebieden met pakijs, open water en de kustlijn.
Omdat ze solitair leven, zijn ijsberen bijna het hele jaar door actief, en elke dag op zoek naar voedsel.
IJsberen zijn uitstekende zwemmers, die zoals een hond voorwaarts in het water duiken of zich er achterwaarts in laten glijden. Ze zwemmen met een snelheid van ongeveer tien kilometer per uur door het water, waarbij ze uitsluitend hun voorpoten als peddels gebruiken zonder dat de achterpoten meebewegen.
Met open ogen en gesloten neusgaten duiken de ijsberen helemaal onder water, en kunnen dit twee minuten zonder opnieuw lucht te happen uithouden.
VoortplantingIn de lente begint de paartijd voor de ijsberen. De maand waarin ze het actiefst zijn is april. In die tijd leggen mannetjes flinke afstanden af op zoek naar een vrouwtje zonder jongen. In het algemeen krijgen vrouwtjes om de drie jaar jongen, nadat de welpen van haar vorige worp zelfstandig geworden zijn.
In oktober/november graven de beren in de sneeuw of in de bodem van de toendra een hol. Dit winterhol ligt meestal op het zuiden, waar de noordenwind een grote berg stuifsneeuw heeft gemaakt. Weliswaar graaft elke beer een eigen hol, maar in feite vinden vooral zwangere vrouwtjes hier hun onderkomen. De jonge ijsberen worden in november of december geboren en zijn bij de geboorte slechts zo groot als een rat en wegen 450 tot 900 gram. Ze zijn bij de geboorte naakt, blind en doof. Voedsel en jachtHet hoofdvoedsel van ijsberen bestaat uit zeerobben, waarbij ze normaal gesproken alleen het vet, de huid en de ingewanden eten, maar het vlees laten liggen. De ijsberen vangen de robben door hen bij een luchtgat in het ijs op te wachten of door de zeerobben te besluipen bij hun zonnebad op het ijs. Met een dodelijke klap van hun klauwen verbrijzelen ze de dunne schedel van een zeerob.
|

In de nazomer en tegen het begin van de herfst gaan ijsberen in het kustgebied op zoek naar de kadavers van walvissen of walrussen. Een enkele keer ziet men een groep van tien tot twintig ijsberen die zich samen tegoed doen aan aas. In dit jaargetijde kunnen de beren in meer open land jagen, waardoor hun voedsel ook gevarieerder wordt omdat ze dan ook landzoogdieren als prooi kunnen vangen.
Korte feitjes · IJsberen hebben een bijzonder goed ontwikkelde reukzin: ze kunnen een dode walvis of ander aas al op een afstand van meer dan 30 km ruiken, en met hun neus door luchtgaten in het ijs zeerobben opsporen die meer dan een meter diep onder sneeuw of ijs liggen.
· De zwarte neus van een ijsbeer in de sneeuw is op een heldere dag met een verrekijker op meer dan tien kilometer afstand te zien. Als hij een zeehond besluipt, bedekt hij zijn neus met zijn poten om niet ontdekt te worden.
· De temperatuur in het winterhol van een ijsbeer is warmer dan de temperatuur van de buitenlucht, en zweeft meestal rond het vriespunt.
· Als het moet, kan een ijsbeer een snelheid van 40 kilometer per uur halen. Zijn gewone tempo ligt rond de drie tot zeseneenhalve kilometer per uur.
|